×
Van Dam Estates: Dé GIPE gecertificeerde Nederlandstalige makelaar in Zuid-Spanje

Flamenco: van walging naar nationale trots

Flamenco: van walging naar nationale trots - Van Dam Estates
10 september 2026 auteur: Remco van Drie
Spanje is trots op haar flamenco muziek en dans. Toeristen bezoeken graag  feesten en festivals waar deze vurige kunstvorm centraal staat. Unesco erkent het als een ontastbaar cultureel werelderfgoed. Het is alom bejubeld als een pilaar van de Spaanse identiteit. Heel positief allemaal. Maar dat was vroeger wel anders. Sinds het ontstaan rond 1775 van flamenco in de provincies Murcia en Andalusie hebben de artiesten die deze muziek introduceerden namelijk moeten opboksen tegen een vloedgolf aan walging uit allerlei lagen van de bevolking.
 
Om te begrijpen waarom heel veel Spanjaarden met diepgewortelde negatieve gevoelens neerkeken op flamenco is een duik in de geschiedenis nodig. Juist in de tijd dat flamenco zijn opmars begon verkeerde Spanje in een diepe identiteitscrisis. Na het einde van een eeuwenlange heerschappij in met name Zuid Amerika was het land teruggeworpen van een wereldmacht naar 'zomaar een ander land'. Er was een hunkering naar een nieuw gevoel van nationale trots. Spanje wilde de moderne wereld omarmen. En flamenco muziek en dans stond voor allerlei bevolkingsgroepen haaks op de speurtocht naar vooruitgang.
 
De vraag is dan wat er mis was met flamenco. Een vernietigend oordeel zoals 'een vulgair en pornografisch speltakel' was aan de orde van de dag in het land. Velen beschouwden het als een gesel voor hun natie. Typeringen zoals 'vermaak dat de massa's in slaap sust' waren diepgeworteld. Met name in intellectuele kringen werden vurige optredens geassocieerd met de verguisde zigeunerbevolking in louche stedelijke gebieden. Het werd gezien als een extra schep op de berg van het negatieve beeld dat de rest van de wereld zou hebben over Spanje. Een beeld dat zou bestaan uit sadistische koloniale heersers, wrede stierenvechters en zigeuners. 
De katholieke kerk schaarde zich ook in het anti flamenco kamp. De geestelijken zagen in de wilde shows een afbraak van familiewaarden en een bejubeling van onbescheidenheid. Weer anderen vonden flamenco het symbool van een achterlijk land. Mensen in vakbondskringen die de levensstandaard van de werkende klasse widen verbeteren zagen het vooral als een exploitatie van de armen en een afleiding voor arbeiders in hun strijd voor een rechtvaardiger bestaan.
 
Vreemd genoeg won flamenco als een gepassioneerde muziek en dansvorm ondertussen steeds meer aanhangers in de rest van de wereld. Mensen daar waren niet besmet met Spanje's moeizame speurtocht  naar een nieuwe identiteit.
Terwijl flamenco door het tegengas van het thuisfront een marginale rol bleef spelen in Spanje prijkten de namen van flamenco artiesten met grote letters op affiches van belangrijk festivals in Amerika en Europa. 
 
De bizarre geschiedenis van walging naar trots onderging in de jaren vijftig een bijzondere kentering. Na jaren van internationaal isolement had het Franco regime geld nodig. De buitenlandse liefde voor flamenco bleek de oplossing. Met een opeens gevonden liefde voor de kunstvorm werd Spanje nu trots gepromoot als het land van de flamenco.. Het hielp de toeristenindustrie een flinke injectie te geven. De stereotype visie van de buitenwereld op Spanje, waartegen velen zich zo lang hartgrondig verzetten, werd opeens als postief gezien.